Langzaam ontwaak ik uit een diepe slaap, omdat ik naar de wc moet. Moeizaam stap ik uit bed. Zodra ik uit de badkamer kom, kruip ik snel weer terug. Al snel val ik weer in een diepe doezel slaap. Mijn man komt achter mij liggen en houd mij stevig vast en knuffelt mij. Ik krijg het maar half mee. Hij staat op en begint aan zijn dag. Ik mompel dat ik zo moe ben en dat ik nog blijf liggen. Ik heb nog niet echt honger of dorst. Mijn ogen vallen telkens weer dicht. Ik wil alleen maar doezelen en slapen, ik ben zo moe.

Zo moe

De uren kruipen voorbij. Ik spreek met mezelf af dat ik om 10.00 uur ga opstaan. Dan wordt het 10.30 en dan 11.00. Ik doe mijn oordoppen uit om de geluiden van de dag tot mij door te laten dringen, in de hoop dat het het misschien helpt. Gelukkig heb ik een flesje water op mijn nachtkastje staan. Ik strompel uit bed om een banaan te pakken, ik moet inmiddels toch echt wat eten. De banaan eet ik in bed op. Ik ben nog zo moe en ik vind nog steeds de kracht niet om op te staan. Ik doe de gordijnen half open en zie dat het een mooie zonnige herfstdag is. Mijn ogen vallen telkens weer dicht. Ik geef eraan toe. Blijkbaar heeft mijn lichaam dit nodig.

Kracht vinden

Deze dag had ik mij toch anders voorgesteld. Het is weekend en ik had er graag een gezellig dag van gemaakt. Ik vind eindelijk de kracht om uit bed op te staan en ik wil op de bank gaan liggen beneden in de woonkamer. Zodra ik in beweging kom wordt ik erg misselijk. Op de bank probeer ik tot rust te komen. Na een tijdje ga ik naar de keuken om een ontbijt klaar te maken al is het eigenlijk al lunchtijd geweest. Blijkbaar heb ik toch meer honger dan ik dacht. Ik laat het eten even zakken en blijf lekker liggen op de bank met mijn warmtekussentje. Dan raap ik mezelf bij elkaar om te gaan douchen.

Voldaan en trots plof ik erna op bank neer. Ik heb ondanks mijn opstartproblemen gegeten en gedoucht. Deze dag kom ik ook weer door.