Mirella en Caroline werkten beiden in de zorg. Ze zien hoe hard hun ex-collega’s nu werken en zouden beiden zo graag de handen uit de mouwen steken om te helpen. Maar het kan niet omdat ze beiden tot de risicogroep horen. Ze raakten in gesprek over wat dit met hen deed en hoeveel respect zij hebben voor hun hard werkende (ex-) collega’s. 

Mirella: Op zulke momenten baal ik nog een tandje erger dat ik niet meer kan werken. Mijn handen jeuken om als ic/icn/ick verpleegkundige bij te springen. Helaas val ik zelf onder de risicogroep maar mijn zorghart huilt nu … Ergens voel ik me zelfs een soort van schuldig dat ik hen laat ploeteren. Maar ja, eigen gezondheid is nu wel echt het belangrijkste maar het voelt zo “fout”.

Caroline: Ik herken je gevoel heel erg. Mijn collega’s zijn keihard aan het werk en het liefst zou ik aansluiten. Maar ja… Ik begin ineens die mannen te begrijpen die zich vrijwillig aanmelden om te gaan vechten in een (burger)oorlog. Verdorie, ik wil ook aan de bak om anderen te helpen.

Mirella: Vreselijk hè, echt een strijd tussen hoofd en hart. Verstandelijk weet je dat je het niet moet doen, maar je hart doet pijn als je leest hoe onmenselijk hard zij nu aan het werk zijn.

Caroline: Ik weet ook niet of we toegelaten zouden worden. Zijn we ondanks al onze kennis en ervaring wel stabiel en belastbaar genoeg? Maar het frustreert me nu weer extra. Al die kennis en kunde zit voor nop op de bank.

Mirella: Ja, eens. Ik heb een brmo, dus in principe zijn ze niet happy met mij op de afdeling. Dat is o.a de reden dat ik ooit moest stoppen. Maar ja, soms denk ik in tijden van nood, noodkarretjes inruimen, beademingsapparatuur opbouwen, medicatie aanvullen. Zulke randzaken zijn best waardevol maar ja…

Caroline: Wellicht over een tijdje? Ik vermoed zomaar dat het einde nog lang niet in zicht is. Hoe lang heb jij gewerkt en hoe lang ben je al gestopt?Het is ook wel de typische hands on mentaliteit van de zorg. Doen wat er gedaan moet worden.

Mirella: Ik heb zo’n 12 jaar gewerkt en ben nu ruim 7 jaar gestopt. Ja echt hè, maar we zijn natuurlijk allemaal echte teamplayers, en als je dan collega’s bezig ziet dan wil je gewoon helpen.

Caroline: Ik heb ruim 20 jaar in de jeugdhulpverlening gewerkt, bijna 23 geloof ik. En nu twee jaar thuis. Maar gestopt ben ik in mijn hoofd nog niet. Ik hou van mijn vak en voel me heel betrokken bij de doelgroep. Ik wil heel graag iets doen maar loop tegen de grenzen van mijn lijf aan.

Mirella: Ja, achteraf was ik echt jong, klopt. Je word snel volwassen als je opgroeit met een chronische ziekte, dus was voor mijn gevoel echt ver voor op leeftijdsgenoten. Ja, bij mij heeft dat echt een poos geduurd hoor voordat ik mezelf had teruggevonden. Je ontleent toch een deel van je identiteit aan het “helpen van anderen”, als dat dan ineens niet meer kan moet je jezelf bijna opnieuw ontdekken! Dus ik snap je hoor, die acceptatie is een dingetje.

Caroline: Daar heb ik de afgelopen maanden inderdaad heel erg hard mee geworsteld, die acceptatie. Wat moet ik nou? Ervan uitgaan dat ik niet meer terugkeer in mijn vak? Of er keihard voor knokken. Maar ik knok al 2 jaar keihard. Ik ben er nog niet. Ik kan accepteren dat mijn lijf z’n grenzen heeft en ik al mijn energie nodig heb voor mijn herstel, revalidatie of hoe je het maar wil noemen. Maar mijn hoofd wil ook wat. Ik mis de complexe materie. En inderdaad, dat identiteitsdeel is voor mij absoluut een ding. Wat ben ik nu dan? Een thuisblijfmoeder? Financieel afhankelijk van mijn man? Ik was toch altijd hoogopgeleid en financieel onafhankelijk? Maar dat is nú allemaal even niet aan de orde. Ik wil nu gewoon helpen.

Mirella: Ja. Ik leef al mijn hele leven met een beperkte levensverwachting. Waarin ik keuzes heb gemaakt die mijn kwaliteit van leven verbeterde. Zo wilde ik heel graag op de kinder/neonatologie- ic werken, niet de slimste keus met mijn infectiegevoeligheid, maar wel.een keuze waar ik geen minuut spijt van heb gehad. Ben oprecht heel blij, en trots, dat het me gelukt is. En ik heb daar echt de mooiste tijd beleeft, en in the end, vind ik dat het belangrijkste.

Caroline: Wat mooi hoe je dat zegt! Dat is ook heel belangrijk. Dat gevoel dat je iets wezenlijks voor een ander kan doen is zo belangrijk. Iemand zei ooit eens dat moeder Theresa een grote egoïst was omdat ze een ander helpen gewoon een fijn gevoel vond. Voor zichzelf. Daar zit denk ik wel een kern van waarheid in. Een ander helpen brengt jou ook iets. En nu? Ga je op zoek naar iets wat je wél kan doen?Als ze je morgen zouden bellen met een taak die je wel kan vervullen, ga je dan?

Mirella: Zeker, je doet het deels omdat je het fijn vind dat andere steun aan je hebben. Dat je belangrijk bent, maar is dat erg? Ik denk het niet… Ik heb eerst vrijwilligerswerk op mijn oude afdeling gedaan: na gesprekken over hoe ouders de afdeling hebben ervaren. En wat lichte ondersteuning op de afdeling. Maar daar werd ik niet blij van, want je bent er wel maar moet continue uitleggen dat ik niet even die baby kan verzorgen. Ik werd er verdrietig van… Nu doe ik vrijwilligerswerk voor een stichting. Kan ik vanuit huis doen, mijn eigen tijd bepalen. Is heel waardevol ook, maar dat witte uniform blijf ik missen. Als ze me zouden bellen? Ja, ik denk het wel. Uiteindelijk zal ik altijd het leven willen redden van een ander. Kan niet lijdzaam met mijn handen op mijn rug toekijken. Zou jij het doen?

Caroline: Het wordt zo’n onderdeel van je identiteit hè? Zo’n uniform, titel, taak of gezamenlijk doel. Voor mij is dat in ieder geval wat nu heel erg aangesproken wordt nu ik de hele zorg zo kei en keihard zie werken. Ik wou dat ik meer kon doen maar ik weet dat ik eerder een belasting dan ontlasting zou vormen. En dus kan ik niet veel meer dan ze toejuichen vanaf de bank. Mijn belangrijkste taak ligt nu bij mijn eigen gezondheid en bij mijn kinderen.

Mirella: Klopt, jij bent ook moeder dus dan is je belangrijkste taak ook je kinderen beschermen. Ja je wil ook geen sta-in-weg zijn, je wil iets toevoegen. Niet gezien worden als een soort ramptoerist die even door het raampje komt spieken.

Caroline: Ik heb er de afgelopen week veel over nagedacht. Het is een heel waardevol toets moment geweest voor mij. De thuisscholing met 3 kinderen red ik nét, tot de lunch, dat is echt het maximale. Dan zit iedereen op zijn stoel en werkt. Maar daarna is het echt op. Ben ik zo moe, doet mijn lichaam zoveel pijn en heb ik, nu dan door de longontsteking die ik heb, zo weinig lucht dat ik écht niet meer kan. Dus who am I kidding?!

Mirella: Maar dat lijkt me ook echt killing hoor, 3 kids. En ik kan me voorstellen dat je het misschien onderschat hebt, of eerder zoals de meeste chronisch zieken jezelf overschat, en denkt dat je dat wel even doet. Des te pijnlijker dan die deksel op je neus, lijkt me. En kijk uiteindelijk geldt de regel “Je kan pas goed voor een ander zorgen, als je goed voor jezelf zorgt”, ook voor jou.

Caroline: Precies. En daarom kan ik niet anders dan cheerleaden vanaf de zijlijn. Maar ik ben wel megatrots op en dankbaar voor al die mensen die nu zo hun nek uitsteken.

Mirella: Zeker, ze omarmen en toejuichen want zij staan daar uiteindelijk met gevaar voor besmetting zich uit de naad te werken. En klagen ho maar hè, niemand zeurt over de lange diensten, geen pauzes, het risico wat ze lopen. Ze werken omdat de patiënten hen nodig hebben, inderdaad een soort oorlogsfront waar ze zich met gevaar voor eigen leven inzetten voor Volk en Vaderland.