De eerste drie jaar van mijn leven met angst maakte ik er mijn dagtaak van om ervoor te zorgen dat niemand zou merken dat er iets mis was met mij. Ik zat op school, daarnaast werkte ik en als het even kon ging ik stappen. Met een dozijn aan maskers om mij achter te verschuilen ploeterde ik door de dagen heen. Wanneer iemand aan mij vroeg hoe het ging, ging het niet alleen goed, nee, het ging SUPER met mij. Ik had het eerste half jaar therapie geprobeerd maar ik zag praten over mijn gevoelens als een zwakte en al snel gaf ik het op. Ik besloot mezelf beter te maken. Ik weet nog dat ik altijd, vlak voor ik het gebouw van PsyQ in liep, om mij heen keek uit angst een bekende tegen te komen. Ik ging gebukt onder het oneindige gevoel van schaamte.

Op een bepaald moment moest ik stoppen met school. Ik studeerde International Business and languages in Rotterdam. Ik kreeg zodanig last van faalangst dat het me niet meer lukte om te eten en te slapen. Ik stopte en ging fulltime als serveerster aan de slag. Meer dan 40 uur per week liep ik met een goede-avond-wat-kan-ik-voor-u-inschenken-horeca-lach op mijn gezicht. ‘s Avonds viel ik huilend in slaap. Elke dag dacht ik dat ik in zou storten, maar het gebeurde niet.

Om met mijn angst en verdriet om te kunnen gaan ging ik stappen. Tijdens het stappen dronk ik veel. Heel veel. Zoveel dat ik er op een keer pas na een uur achter kwam dat al mijn vrienden al naar huis waren en ik als enige nog in de discotheek stond. Feesten en mooi weer spelen, dit was het toneelstuk genaamd “mijn leven”. In deze tijd geloofde ik oprecht dat mijn hart vanzelf een keer zou stoppen met kloppen. Ik leefde op adrenaline. Een lichaam kan maar zoveel verdragen en op het moment dat ik het zelf het minst verwachtte stortte ik in.

Het was de zomer van 2008 waarin ik, na maanden van hard werken, samen met mijn nichtje naar Albufeira ging om twee weken te genieten van het weer, het eten en het feesten. De eerste paar dagen waren heerlijk. Daarna werd ik ziek. De alcohol die ik nodig had om mijn gevoel te verdoven en los te gaan hield ik niet meer binnen. Ik kreeg last van slapeloosheid waardoor ik maar 1,5 uur per nacht sliep. De tijd leek oneindig te duren. Ik voelde me opgesloten en eenzaam. Ik kon niet meer. Het drinken niet. Het lachen niet. Ik zat opgesloten in mijn eigen wereld van angst en kreeg het niet voor elkaar eruit te komen.

Terug in Nederland werd het alleen maar erger totdat ik geen uitweg meer zag. Het ging de verkeerde kant op, ik moest iets doen. En voor het eerst besefte ik mij dat ik mezelf niet meer kon redden. Ik had hulp nodig. Ik ben naar mijn moeder gegaan. Ik legde haar uit dat ik bang was dat ik mezelf iets aan zou doen en dat ik hulp nodig had voor het te laat was. Mijn moeder hielp me. Ze belde de crisisdienst en liet me niet meer alleen.

 

Het doek was gevallen: of ik het nu wilde of niet.

Maruschka

1010673_616106438469678_2091460528_n