N.E.P.A.L (Never Ending Peace and Love)

Ik ben in Doha, Qatar, en sta in de rij om het vliegtuig naar Kathmandu te nemen. Voor mij staat een Nepalese familie. Ze zijn druk aan het discussiëren. Waarschijnlijk omdat een beveiliger een nieuwe balie voor de instappen heeft geopend. Hij wijst steeds een paar mensen aan uit onze rij die naar deze balie mogen komen. Deze mensen zijn over het algemeen blank, of in elk geval duidelijk toerist.

Ik hou mijn bordeaux rode Nederlandse paspoort in mijn hand en klop er zachtjes mee tegen mijn neus. Zogenaamd heel nonchalant. De beveiliger loopt mijn kant op. Hij kijkt naar mijn sportieve Amerikaans-achtige outfit, mijn paspoort en mijn gezicht, maar beslist toch, alhoewel met enige aarzeling, dat ik niet naar de speciale rij mag. Ik vind het niet erg. Ik sta misschien wel liever in deze rij waar iedereen op mij lijkt.

Aangekomen in Kathmandu zie ik een rij voor Indiase paspoorten met een visum. Ik ben niet Indiaas, maar ik heb wel een visum en op zich zou ik qua uiterlijk wel door kunnen als Indiase. Ik ga gewoon in die rij staan. De andere rij met buitenlandse en EU paspoorten is ontzettend lang. Een Nepalese beveiliger komt naar me toe.

“You have Visa?”
“Yes I do”
“What pass?”
“Dutch. But I am Srilankan born.”
Na een aarzeling zegt hij: “You come with me!”

Hij brengt me naar de voorkant van de rij en binnen twee seconden ben ik de grens over.

Nisanke

250km oostwaards van Kathmandu ligt Nisanke, een klein dorp in de gemeente Okhaldhunga aan de voet van de Himalaya. Na een rit van 12 uur over onverharde wegen zijn we eindelijk op de plaats van bestemming. Daar bevinden zich een school met leslokalen waar je net zo goed geiten zou kunnen houden, een voetbalveldje, een squat toilet per 30 man, straathonden en katten en vooral overal vuil en plastic. Komt God hier nog wel eens kijken, vraag ik me af.

Onze gastfamilie groet ons vriendelijk. Ik kom er niet helemaal uit wie precies de zus van wie is, maar er zijn in elk geval 3 kinderen. Twee meisjes en een jongen. De jongen gaat naar de privé computer school in een ander dorp. Het oudste meisje gaat naar de school waar ik les ga geven. Ze zijn blij dat we er zijn. We hebben kleurboeken en viltstiften bij ons en voor we het weten zitten ze bij ons in de kamer te kleuren. Vol vertrouwen nestelen ze zich tussen onze spullen, op onze schoot en de kleinste valt zelfs meteen in slaap.

We geven 5 uur per dag les aan 5 verschillende groepen. De leeftijden variëren van 3 tot 12. Met mijn partner Selene beginnen we bij de allerkleinsten. We zingen met ze en leren ze de namen van de kleuren waarna me daarmee spelletjes kunnen doen. Als we willen tekenen met een iets oudere groep storten de meisjes zich op de krijtjes. Niet om er mee te kleuren, maar om ze te stelen. We moeten menig schooltas omdraaien om al het materiaal weer bij elkaar te verzamelen voor de oudere kinderen. Maar ja, ik snap het wel. De krijtjes zijn echt heel erg mooi.

De kinderen willen graag leren. Soms zit er één in een klas waarvan ik het idee heb dat hij/zij echt in een verkeerde groep zit. Zij zijn gewoon veel slimmer dan de anderen. We proberen met deze kinderen wat moeilijkere dingen te doen en dat wordt ons in dank afgenomen. Vooral een paar meiden zijn al ongelofelijk ver en spreken goed Engels. Het maakt me een beetje verdrietig als ik bedenk dat zij waarschijnlijk niet gaan studeren. Meisjes zijn in het nadeel in Nepal. Ze worden gezien als de zwakkeren en zullen, zeker in deze gebieden, de eerste zijn die hun studies moeten opgeven als het wat moeilijker wordt in de familie. Dan trouwen ze, vaak gearrangeerd, met een jongen uit hetzelfde dorp, krijgen kinderen en zo herhaald het proces zich.

Één van de meisjes, Niruta, hoort bij onze gastfamilie. Ze is mijn absolute favoriet! Elke dag na schooltijd komt ze naar de kamer waar ik slaap met 4 andere vrijwilligers. Ze zit dan gewoon op één van onze bedden, tekent wat en luistert naar onze conversaties. Na de lessen zijn we meestal zo uitgeput dat iedereen even een beetje op bed ligt bij te komen. Niruta en haar neefje Erik komen er dan gewoon bij. Het is mooi om te zien dat ze ons vanaf het allereerste begin vertrouwen.

Op een middag streel ik Niruta over haar rug. Ze krimpt in elkaar en verstijft. Ik haal snel mijn hand weg. Ze kijkt naar me en lacht. Ik probeer het opnieuw en nu is het OK. Één van de andere vrijwilligers vertelt me later dat ze had gezien hoe Niruta’s moeder haar op haar rug slaat. Nu zien we dit meer gebeuren hier in Nepal, maar volgens mijn collega wat dit wel heel erg hard.

Op de één na laatste avond koken we internationaal voor het gastgezin. Ik sluit me aan bij de Tsjechische vrijwilliger die hun aardappelpannenkoekjes ook veganistisch kan maken! Terwijl we bezig zijn met de voorbereidingen is er weer een blackout. “Ik haal even mijn hoofdlamp!” zeg ik tegen mijn collega Jitka en ren naar het andere gebouw. Niruta komt me achteraan. “Can I take your phone?” “Yes sure!” Ik geef haar mijn telefoon en op de weg naar beneden besef ik me dat dit een actie is die ik waarschijnlijk nooit in Nederland zou hebben gedaan. Ik ben nogal op mijn telefoon gesteld.

Maar hier, in dit gebied, zo ver van alles, krijgen dit soort dingen een andere betekenis.

“No electricity, no WiFi,” zegt Niruta.
“You can watch pictures if you want.”
“Unlock please?”
“I’ll teach you the code, OK? Remember it!”

Weer een actie van mijzelf die ik nooit in Nederland zou uitvoeren. Terug in de keuken komt de elektriciteit terug. “Yes!” Iedereen klapt en roept van vreugde. Terwijl ik sta te zweten boven de aardappelpannenkoeken trekt Niruta aan mijn trui.

“Can I watch cartoon?”
“Sure which one?”
“You choose!”

Mijn zwetende met olie en meelachtige handen dragen zeker niet bij aan de helderheid van het beeldscherm dat door Nirita al behoorlijk vuil is. “Here, watch The Little Mermaid.” Niruta loopt blij naar de eetzaal en maakt het zich gemakkelijk op één van de houden bankjes in de hoek.

Maar aan alle mooie dingen komt een einde. Op de ochtend van vertrek zie ik Niruta langs de rand van de weg staan. Ze blijft op een veilige afstand van ons en de twee jeeps waar de chauffeurs druk bezig zijn al onze bagage op de daken van de auto’s vast te binden. Ik heb een Chinees gelukspoppetje voor haar. Ze neemt het dankbaar aan maar heeft een veroordelende blik op haar gezicht.

“It’s for good luck.”
“You going?”
“Yes”
“When you come back?”

En daar heb ik natuurlijk geen antwoord op. Ik zeg haar dat ik het niet weet. Ik kan me voorstellen dat ze zich op een bepaalde manier bedrogen voelt. Gisterenavond waren we nog gezellig met z’n allen aan het eten, dansen en zingen. Ik weet zeker dat ze de Spaanse pop liedjes heeft kunnen horen door de dunne plafonds toen ze al in bed lag.

Bye Niruta!” zeg ik en zwaai naar haar als de jeep begint te rijden. Ze glimlacht maar zwaait niet terug. Pas op het allerlaatste moment, voordat we de bocht omgaan gaat haar hand omhoog.